De deuren van de trams van de RET werken met een automatisch deursluitsysteem. Wanneer de tram bij een halte arriveert, ontgrendelt de bestuurder dat systeem. Vervolgens gaat het licht aan in de drukknoppen van de tramdeuren, als teken dat jij als reiziger met de knop de deuren kunt openen.

Bij de deuringangen zitten sensoren, die beweging 'zien'. Zolang er steeds passagiers in- en uitstappen, blijven de deuren daardoor openstaan. Zodra er een paar seconden geen beweging meer is, zorgen de sensoren dat de deuren automatisch dichtgaan.

De bestuurder heeft op dat moment dus geen invloed op het sluiten van de deuren. Hij vergrendelt ze alleen als ze dicht zijn gegaan, en kan dan weer vertrekken. Als hij eenmaal is vertrokken bij de halte, mag de bestuurder voor de veiligheid van de reizigers niet meer stoppen om passagiers in of uit te laten stappen.